woensdag 28 augustus 2019

Daarheen en weer terug

Een minifietsvakantie zonder slaap tussen Parijs en Brest
Strava: https://www.strava.com/activities/2639928784


Eindelijk. Eindelijk fietsen, eindelijk op weg, klaar met al dat wachten in een onoverzichtelijk park tussen die duizenden andere wachtende fietsers. Eindelijk was Parijs-Brest-Parijs ook voor mij begonnen. 



Stempelen in een partytent, nog een paar bochten door het kasteelpark van Rambouillet, onder de startboog door en dan het park uit, de openbare weg op, in een lange rij richting Brest. Het begon tot me door te dringen dat ik het nu werkelijk aan het doen was, Paris-Brest-Paris, waar ik al jaren naar had toegeleefd en toegewerkt. Misschien wel sinds 1999, toen ik tijdens de voorbereiding van een fietsreis naar Rome er voor het eerst over las op internet. In de jaren daartussen was het idee wat weggezakt, misschien dat ik het ooit nog zou doen als ik 40+ was, maar in 2016 was het plan weer helemaal teruggekomen. Ik was 41, had net 50 kg lichaamsgewicht afgeworpen en merkte dat mijn lichaam helemaal niet zo oud was als ik de afgelopen tien jaar had gedacht. Het kon nog heel veel. Misschien wel PBP…
            Rustig reed ik mee met de massa, de eerste kilometers door de bossen rond Rambouillet, voormalig jachtterrein der Lodewijken. Gezapig in de L-groep, een groep die zoals de letter aangeeft ergens in het midden was gestart, om kwart voor zeven op zondagavond. Maar het begon te kriebelen. Dit ging me te langzaam. Tegelijkertijd was het natuurlijk een valkuil, nu te snel gaan en later betalen. Maar ik kon me niet inhouden en begon groepjes rijders in te halen. Eerst was dat makkelijk, maar later werden de gaten groter en op een gegeven moment reed ik tegen de veertig om aansluiting te vinden bij een grotere groep vooraan.
            Eenmaal daar bleek het rijden in een groep erg onrustig te gaan, zeker toen de eerste heuvels zich aandienden. Eigenlijk ging ik sneller in mijn eentje, en na enkele hellingen fietste ik heuvelop de hele groep voorbij. Dit was natuurlijk hubris van de eerste orde, zeker met mijn 105 kg, en hier zou ik zeker verderop in de tocht voor gaan betalen. Maar voorlopig reed ik alleen, en dat vond ik wel zo rustig, en tot mijn grote plezier begon ik steeds meer rijders van voorgaande groepen te passeren. K-rijders waren al lang in zicht, maar nu passeerde ik ook I-rijders, J-rijders, ja zelfs H-rijders en een enkele G. En het duurde niet lang voor ik de eerste ligfiets passeerde, uit de F-groep van specialiteiten.
            Alleen bleef ik niet lang, omdat mijn lichaam van twee meter lang nogal snel mensen achter me in het wiel zuigt. Eerst ontstond er een groepje met een Canadees en een Belg, wat prima werkte in de opstekende wind, en waarbij het op kop rijden keurig werd afgewisseld. Maar naarmate er meer mensen achteraan kwamen begon het roulatiesysteem verstoord te raken door profiteurs die alleen maar achteraan wilden blijven hangen, en op een gegeven moment had ik er genoeg van en ben ik weggefietst uit de groep. Ik voelde me nog steeds heel sterk, mede door de grote hoeveelheid eten die ik de afgelopen anderhalve dag tot me had genomen. Het bleek vergeefs, opnieuw klampten mensen aan en zo bleef het onrustig.
            Ondertussen was het donker geworden en begonnen de meer serieuze heuvels van de Perche. Uiteindelijk fietste ik alleen, en zo kwam ik na vier uur en tien minuten bij de eerste stopplaats op 120 km., die geen controle was, Mortagne-au-Perche. Of was het toch een controle? Ergens in mijn achterhoofd bleef een stemmetje zeuren of ik niet per ongelijk een stempeltje had gemist… In Mortagne was het al enorm druk, met alle groepen die voor ons vertrokken waren, al zag maar een enkele fiets uit de M-groep. Ik kocht een stokbroodje ham en een cola bij een soort snackkraam die voor de school was opgesteld. Meer eten durfde ik niet, wetend dat mijn maag en slokdarm nogal vervelend kunnen gaan doen in zulke gevallen. Ik maakte daarna de fout om ergens op een stoeprand te gaan zitten om het op te eten, terwijl ik er later achter kwam dat er binnen, in het restaurantgedeelte, meer dan genoeg stoelen waren. Gemiste kans.
            Verder ging het, de nacht in. Eerst in mijn eentje. Ik ontmoette een Nederlander, we fietsten samen verder. We wisselden namen uit. Carlo heette hij. Toen pas begon het langzaam tot mij door te dringen dat dit dezelfde Carlo was die mij een jaar eerder bij het brevet Boekelo-Sauerland ’s nachts van een gewisse instorting had gered met enkele gelletjes en de nodige motivatie! En nu was hij er weer, op hetzelfde moment. Precies wat ik nodig had wat uiteindelijk is fietsen in de nacht toch prettiger wanneer je niet in je eentje bent. Al is het maar om iemand te hebben die je bijlicht wanneer je een band moet verwisselen.
            Het was natuurlijk geen toeval dat we elkaar weer troffen, ergens moeten we vergelijkbare tempo’s hebben gehad. Carlo had wat eetproblemen gehad in het begin, waardoor hij vanuit de J-startgroep minder voortgang had kunnen maken dan ik, maar nu reed hij weer sterk. We waren het erover eens dat we de afstand tot Villaines-la-Juhel in tweeën gingen hakken halverwege, we stopten na 45 km op een dorpspleintje waar helaas alleen maar een stenen rand was om op te zitten. Naast ons zat een Braziliaan die nu al volkomen uitgeput leek.


            Villaines-la-Juhel was de eerste serieuze controle op ruim 200 km. Nog onwennig reden we door het chip-controlepunt, thuis verheugden zich de dot-watchers, wij hingen de fietsen op en gingen een stempel halen. En toen wilden we wat eten. Tot nu toe had ik nog niets gemerkt van de gevreesde rijen voor stempelpunten en kantines, dus waarom niet hier wat eten? Door een uitgelaten elfjarige, die het duidelijk maar wat spannend vond om in het holst van de nacht een belangrijke taak uit te voeren, werden we naar het restaurant gebracht, gevestigd in een gymzaal. Het eten, pasta Bolognese met twee cola’s, was heerlijk, maar de gymzaal werd duidelijk niet verwarmd terwijl buiten de temperatuur onder de vijf graden zakte. Ik raakte tijdens het eten steeds verder onderkoeld en wilde dus graag verder.


            Op de fiets duurde het eeuwen voor ik eindelijk was opgewarmd; bovendien begon toch de pasta (of waren het de cola’s?) op te spelen, en ik voelde me helemaal niet meer lekker, met de hele tijd het gevoel alsof ik moest hikken en boeren. Het ging ook veel minder snel, maar Carlo bleef gelukkig meerijden.
            Ook deze etappe besloten we op te delen en in een dal bij een schilderachtig dorpje (Ambrières-les-Vallées) stopten we in het eerste morgenlicht. 


We gingen zitten op een verlaten terras, maar al snel bleek de café-eigenaar in te spelen op al de randonneurs en ging de zaak open. Carlo nam een koffie, ik drink nooit koffie dus hield het bij sinaasappelsap. Mijn maag kwam langzaam tot rust.
            In de ochtendzon reden we over een gloednieuwe rondweg Fougères binnen. Fougères ligt op ongeveer de helft van Brest, dus een kwart van het totaal. Maar daar probeer je niet aan te denken; je denkt eraan dat het tot het volgende controlepunt Tinténiac ‘slechts’ 54 km is. In Fougères kwamen we bij het stempelpunt nog een andere Nederlander, Ernst, tegen. Je zit dan al zo’n end in de rit dat de mensen die je op dit punt tegenkomt, die blijf je tegenkomen, want die gaan gewoon even snel als jij. Dat zou bij Ernst ook het geval blijken.



            Ik kocht vier gellen bij de sportvoedingsproducent die ook sponsor was van PBP, en die daarom extra hoge prijzen dacht te kunnen hanteren. Gellen waren op dit moment beter voor mijn verontruste maag, dacht ik. Maar om toch nog iets van echt voedsel te eten nam ik er ook een croissant bij, dat zou weinig kwaad kunnen, meende ik. Een ander probleem was dat ik de oplaadkabel van mijn telefoon was vergeten. Annemieke, mijn vrouw, zou hem wel mee kunnen nemen naar Loudéac, maar dan zou de telefoon al leeg zijn. Ik moest dus iets regelen in Fougères.
            Ik nam afscheid van Carlo om in alle rust een kabeltje te kunnen gaan kopen. Fougères uitrijdend natuurlijk nog een foto genomen van het imposante fort dat in de middeleeuwen Bretagne beschermde.



Daarna gestopt bij een hypermarché aan de rand van de stad. Daar was ik even helemaal weg uit de wereld van PBP, terug in de gewone mensenwereld. En ik mocht nog terug ook, want in eerste instantie had ik natuurlijk het verkeerde kabeltje gekocht… Alles bij elkaar liep het tegen elven voor ik Fougères echt achter me liet, en niet lang daarna raakte ik ook nog twee km van de route af. Het schoot niet echt op dus.
            Ik probeerde vaart te maken om de tijd goed te maken maar dit had weer het bekende zwaan-kleef-aan-effect. Steeds meer rijders kleefden achter mijn hoge rug. En ik zat juist op een moment dat ik graag in mijn eentje wilde fietsen. Los proberen te rijden, daarna begon het aankleven opnieuw… Uiteindelijk maar even gaan zitten in een parkje om rustig iets te eten. In de middag bereikte ik Tinténiac, waar het gezellig druk was. Ik durfde nog steeds niet uitgebreid te gaan eten, maar hield het bij een stokbrood met ham. Even slapen op een leeg bankje achter het podium, dat op het schoolplein was opgesteld, maar dat duurde bijzonder kort want ik werd ineens opgeschrikt door een doedelzakspeler op hoog volume. Welkom in Bretagne.


            Het stuk tot Loudéac was een stuk dat ik er een beetje uit moest wurgen. Echt lekker ging het niet, waarschijnlijk had ik ook te weinig gegeten. Bovendien liet nu de tegenwind zich het sterkste voelen. Ik moest echt worstelen om met een redelijke snelheid vooruit te komen en ik merkte dat mijn humeur en motivatie ook weg aan het zakken waren. Het was verder wel mooi weer, zonnig en warm, alleen die wind.... Ik zag steeds meer fietsers langs de kant van de weg liggen en besloot dat dat niet zo'n gek idee was. Ik deed een dutje van twintig minuten in een korenveld. Het ging daarna niet heel veel sneller maar ik merkte wel dat mijn humeur stukken beter was. Nu verder naar Loudéac waar mijn vrouw op mij zou wachten. Nog even gestopt bij servicepunt Quédillac, om uiteindelijk rond half zeven in Loudéac aan te komen. De plaatselijke bevolking vormde hier een soort erehaag, maar ik was vooral geïnteresseerd in het vinden van Annemieke. Die had mij natuurlijk al lang gezien, en samen gingen we langs het stempelpunt. Daarna liep ik even mee naar de auto, ik weet eigenlijk niet meer waarom. Om even rustig te zitten? Het kostte in ieder geval wel behoorlijk wat tijd. Ik was behoorlijk opgebrand op dit moment.
            In Loudéac was er slaapgelegenheid op de camping geregeld voor de Nederlanders. Van tevoren had het mij wat vroeg geleken om al te gaan slapen, maar nu op het moment zelf leek het mij een goed idee. Maar ik besloot dat er eerst eten in moest, zodat mijn maag in alle rust zou kunnen gaan verteren. Dus terug naar het stempelpunt, waar we voor het eerst in de rij stonden, voor wat uiteindelijk rijst met een oneetbaar stuk kipfilet bleek te zijn, met een beetje rauwkost die ik ook niet weg kon krijgen. Maar de koolhydraten waren binnen.
            Ik nam afscheid van Annemieke en zocht de weg naar de camping. Het bleek alleen maar bergaf te gaan, heerlijk. Op de camping was alles perfect geregeld: mijn tas stond klaar, ik kon nog wat eten, douchen, tanden poetsen, schone kleren aan en dan slapen op een heerlijk zacht luchtbed. Ik had gevraagd om me na anderhalf uur wakker te maken, maar er was iets mis gegaan in de communicatie, zodat ik uiteindelijk zelf wakker werd van de invallende nachtkou. Ook goed. Ik stopte al mijn spullen in de dropbag, nam afscheid en ging weer op weg.
            Ik voelde me als herboren. Maagproblemen waren weg, ik voelde me fris en sterk en besefte dat ik de komende etappes weer aankon. Ik vond snel aansluiting bij drie Duitsers, Stephan, Heiner en Christian, ook lid van de Nederlandse randonneursvereniging, die ook op de camping hadden geslapen, en met zijn vieren fietsten we verder de nacht in. De Duitsers hielden er goed vaart in. We stopten even in een klein dorpje (Saint-Martin-des-Prés) waar de dorpelingen een grote braderie aan het opbouwen waren, en raakten nog even aan de praat met een Engelsman, vrijwilliger en ancien. Hier sloot nog een Duitser zich bij ons aan, Michael, die ik nog kende van de 600 km Venray-Groningen. We reden vlot door naar Saint-Nicolas-du-Pélem, onderweg vele mederijders inhalend.
            Saint-Nicolas-du-Pélem was de ‘contrôle surprise’. Quelle surprise! Eigenlijk dus niet anders dan een gewone controle, omdat er ook een restaurant en slaapgelegenheid was. 


We namen wat te eten, maar nu deed zich een probleem voor: Michael en ik hadden iets warms besteld, de andere drie niet, waardoor zij eerder klaar waren dan wij. Onze wegen gingen uiteen, ik fietste verder met Michael.
            Nu het hoofdstuk ‘maag en slokdarm’ voorbij leek diende zich een nieuw hoofdstuk aan. De knie. De linkerknie, om precies te zijn. Ik had al eerder iets gevoeld, en ik denk dat de oorzaak was dat het zadel van mijn fiets te laag stond. Dat was gebeurd doordat ik in Rambouillet de fiets niet goed uit de auto had kunnen krijgen, waardoor ik het zadel had moeten laten zakken zonder de pen te kunnen markeren. Een stommiteit die me nu misschien PBP zou gaan kosten!
            Ik had het zadel al wat hoger gezet, en dat hielp eerst iets, maar voorbij Carhaix (daar zijn Michael en ik wel gestopt, maar anders dan dat het een zombierestaurant leek 


valt er weinig over te zeggen) begon de helling richting Roc’h Trévezel en daar voelde ik de knie steeds meer. Op het punt waar de weg vanuit Huelgoat uitkomt op de hoofdweg kon ik niet verder en moest ik wel stoppen. Michael had het niet in de gaten en ging verder. Met veel moeite kwam ik boven aan op de Roc’h. Daar vanwege de kou ook maar mijn regenjack aangetrokken en mijn handschoenen met lange vingers. Aargggh! Ik blijk de handschoenen van Annemieke in plaats van mijn eigen handschoenen ingepakt te hebben! Deze hebben niet veel nut omdat ze de bloedsomloop afknellen….
            In de afdaling stop ik even en kom ik tegen… Carlo! Samen fietsen we verder naar beneden, door Sizun, verder richting Brest, terwijl het langzaam licht wordt. Onderweg vegen we ook Michael weer op en met zijn drieën fietsen we naar de beroemde brug. Bij iedere bocht denken we dat we de Pont d’Iroise nu wel moeten kunnen zien, op een gegeven moment ziet Carlo twee hoogspanningsmasten aan voor de pijlers van de brug, maar het blijft maar voortduren…. Uiteindelijk is het geijkte fotomoment daar, en fotograferen we elkaar uitgebreid in de net opgaande zon. Uitgekiend moment om aan te komen op het beroemdste fotoplekje van de hele tocht!




            Brest is een blanco gebied in mijn herinnering. Het duurde erg lang om bij de controle te komen, het eten was er erg onbijzonder, Carlo wilde er langer blijven, dus reed ik uiteindelijk met Michael verder. Buiten Brest bleek het landschap daarentegen erg fraai. Ook stadjes als Landerneau en Sizun waren erg pittoresk. In Sizun was het tijd voor een langverwacht stuk flan als ontbijt.



            De knie hield zich voorlopig redelijk, ik kwam beter de Roc’h Trévezel op dan op de heenweg, maar snel ging het niet. Ook bij het afdalen liep Michael steeds op mij uit. Het was te doen maar de vaart zat er niet in.


            In Carhaix-Plouguer wachtte Annemieke mij weer op. Ik nam afscheid van Michael, omdat ik even rustig wat wilde eten samen met Annemieke. Uiteindelijk werd dat om de tijdschade te beperken niet meer dan een salade uit blik in de auto. Maar ergens was ik wel blij om even alleen te kunnen fietsen om de knie niet te veel te belasten.
            De etappe Carhaix - Saint-Nicolas-du-Pélem vormde het dieptepunt van PBP tot dan toe. Ik ging steeds langzamer. Ik kon mijn linkerknie nauwelijks nog belasten zonder dat het pijn deed. Erger nog: doordat ik niet meer op de pedalen kon gaan staan, kreeg ik voor het eerst ook last van mijn zitvlak. Zo versterkten de problemen elkaar. Net voor Saint-Nicolas werd ik ingehaald door een groepje met daarbij Henri, die ik ook van eerder brevet kende, en we kletsten even. Hij had ook knieproblemen, bekende hij. Maar het was minder geworden, gelukkig. Henri was gestart in de 84-uursgroep op maandagochtend en had dus veel sneller gefietst dan ik. Na die korte babbel trapte hij staand op de pedalen bij mij weg. Dit gaf mij te denken.
            In Saint-Nicolas (opnieuw ‘controle surprise’) kwam ik erachter dat ik drie uur had gedaan over 45 km. Mijn knieproblemen zorgden voor zadelpijn waardoor ik steeds langzamer zou gaan. Ik kon simpelweg uitrekenen dat ik niet op tijd terug zou zijn, al zat ik nu nog keurig op schema. Er was een andere mogelijkheid, preekte ik tot mijzelf: ophouden met mezelf aan te stellen, de pijn in mijn knie negeren en alles in een hogere versnelling zetten. En uit het zadel komen. En zo min mogelijk tijd kwijt raken in Loudéac, anders dan op de heenweg. Ik probeerde eerst voorzichtig de knie te belasten, daarna bruusker, dan voluit uit het zadel en gas geven. Het deed pijn maar het ging wel. En daarna deed het minder pijn. En daarna ging het eigenlijk best lekker. Het plan werkte. Maar mijn lichaam gaf zich nog niet gewonnen en stelde er weer een ander pijn voor in de plaats: hot foot. Pijnlijk, irritant, maar beheersbaar door af en toe heel kort te stoppen. Ik ging ervoor.
            Ik had besloten niet te eten bij de controle in Loudéac maar van tevoren snel iets te kopen in een supermarkt. Gelukkig lag er een direct aan de route, nog net open. Ik kocht een couscoussalade, yoghurt en Oasis. Bij de kassa stond ik nog achter een Deense randonnneur met wie ik nog even kort praatte. Dan snel door naar de controle, stempelen, door naar de camping, eten, douchen, niet tandenpoetsen want ik kon mijn tandenborstel niet vinden, schone kleren aan en de tent in, naar bed. Rond acht uur, dezelfde tijd als een etmaal geleden. En ook nu werd ik uit mezelf weer wakker door de nachtelijke kou, na anderhalf uur diepe en verkwikkende slaap... Snel alles ingepakt, jack aan, afscheid nemen en weer verder. Dit keer in mijn eentje. En het wonder herhaalde zich: ook nu voelde ik me als herboren en weer bijna even sterk als bij de start. Dat is het wonderlijke van het fietsen van zeer lange afstanden: het wordt steeds slechter, maar daarna ook weer beter, nog tijdens de rit.
            Ik begon de nacht alleen, maar al snel had ik weer iemand in mijn wiel. Maar deze rijder vroeg beleefd of hij achter mij mocht blijven hangen en bood ook aan om op kop te rijden. Het was nacht, met zijn tweeën is dan toch fijner dan alleen, dus oké, prima. Het was een Canadees, Max, en we bleken aan elkaar gewaagd. Om en om op kop reden we voor mijn gevoel in vliegende vaart door de nacht. We haalden ook steeds meer mensen in, dus er moet wel iets waar geweest zijn van de snelheid. En dan heb ik het nog niet eens over alle zombies in reddingsdekens die in de bijna-vrieskou langs de weg lagen. Het ging echt lekker, ik kreeg echt weer plezier in PBP, en mijn kniepijn leek geheel verdwenen. Dat is de kracht van de pijnstillers die je lichaam zelf aanmaakt, vermoed ik.
            Bij de stops in Quédillac en Tinténiac aten we wat en kletsten we wat. Zo trokken we elkaar door de nacht. Bij nadering van Fougères werd het langzaam licht (net zoals twee dagen eerder trouwens, ik heb alle etappes van PBP een keer in het licht en een keer in het donker gereden, dan paste precies over elkaar). Max’ tempo begon in te zakken, terwijl ik me nog steeds sterk voelde. We besloten uiteen te gaan bij de controle. Ik besloot nog wat te eten, ik had heel erg behoefte aan iets hartigs na een nacht vol M&M’s en gellen. Wat zou mijn maag verdragen? Misschien een bord puree met saus. Puree uit een pakje en saus met een overmaat aan mononatriumglutamaat en zout, ik eet het eigenlijk nooit, maar het was op dat moment een godenmaal, zo zacht, zo heerlijk, zo hartig je keel inglijdend… iets lekkerders zal ik in tijden niet eten. Na het eten heb ik nog een half uur geknikkebold voor ik weer vertrok.
            Het landschap werd heuvelachtiger dan afgelopen nacht, maar mijn knie hield zich goed en ik haalde nog steeds rijders in. Een van hen reed op een paarse randonneursfiets, die ik meteen herkende als de fiets van Peter. Peter, die vertrokken was in de G-groep maar van tevoren al gegrapt had dat ik hem wel een keer zou inhalen. Ik had hem al vluchtig gezien op de camping in Loudéac toen ik net aankwam en hij net vertrok, maar nu zou ik hem echt inhalen. Of nog beter, we zouden samen verder fietsen. Peter had behoorlijke problemen met zijn zitvlak, wat ik herkende, en ik stelde voor hetzelfde te doen wat ik had gedaan: sneller fietsen. We kwamen uit op een snelheid die tussen die van ons beiden in lag en konden verder.
            Het was volop dag en de Fransen in de dorpen waren nog steeds enthousiast. Met name in Villaines-la-Juhel, dat het voordeel heeft dat de controlepost als enige midden in het dorp ligt, tussen kerk en Mairie. Een waar volksfeest was losgebarsten compleet met livemuziek en spreekstalmeester die alle fietsers van commentaar voorzag. Voor ons was het even stempelen, een broodje en weer verder. 




In Mortagne bleven we wat langer om een avondmaaltijd te nuttigen. Hier zag ik Ernst ook weer. Ik nam nogmaals puree, omdat die me zo goed was bevallen in Fougères, nu met een champignon-kalkoen-roomsaus. Ook dit viel erg goed.





            Dan de avond in. De laatste avond. Langzaam begonnen we uit te rekenen hoe laat we aan zouden komen om ook het thuisfront op tijd bij de finish te laten zijn. Ik had mijn zinnen gezet op finishen vóór 2.45 uur, omdat ik dan onder de tachtig uur zou blijven en een ‘virtuele vedette’ zou zijn. Het zou moeten kunnen.
            Rond acht uur stopten overal alle fietsers langs de weg om de nachtkleding aan te trekken. Gek genoeg was dit voor mij de eerste keer dat ik dit meemaakte, omdat ik de twee eerdere nachtinvallen op de camping had doorgebracht. Dus beenstukken aan, jack aan, fluovest aan, en weer verder. Peter en ik probeerden door zoveel mogelijk te kletsen onze aandacht af te leiden van de PHPD die nu steeds harder toesloeg (pijntje hier, pijntje daar). Met name mijn handen konden steeds minder goed een plek op het stuur vinden. Mijn rechterpink en -ringvinger waren al doof sinds Fougères en zullen dat wel blijven tot kerstmis.
            Het aardige is dat Peter en ik elkaar al een tijdje kennen, sterker nog, we leerden elkaar kennen op het brevet ‘Rondje Startpunten’ in het najaar van 2016, dat voor ons allebei het allereerste brevet was waar we aan meededen. Een beetje atypisch, om te beginnen met een 400-km-brevet, maar mede door samen de nacht uit te fietsen en elkaar te helpen met de nog matige uitrusting (mijn lamp was brak, terwijl Peters GPS-apparaat het niet meer deed, zodat we elkaar goed aanvulden) reden we het brevet uit en maakten we zo onze intrede in de randonneurswereld, beiden met het doel om drie jaar later PBP te rijden. En daar reden we dan, drie jaar later toevallig weer samen…
            Verder richting Dreux werd het landschap steeds vlakker en saaier. Op een gegeven moment verschenen er cijfers op het wegdek die kennelijk overeenkwamen met het aantal kilometers tot Dreux, zodat we konden aftellen. Ik werd er niet blij van, want daardoor leek het nog langer te duren. Bij Dreux misten we nog een afslag, en via allerlei sluipweggetjes bereikten we de sporthal waar we moesten zijn. Binnen was het eigenlijk best gezellig, we kwamen Ernst weer tegen, en omdat Dreux de enige stop is zonder schoolkantine bleek het voedselaanbod veruit het beste te zijn. Wel jammer dat we niet veel meer nodig hadden.
            De laatste etappe was kort, maar 44 km. Maar die duren natuurlijk lang. Bovendien was er op het laatste moment een routewijziging geweest, zodat ik mijn Garmin niet meer voor de route kon gebruiken en ik extra op de bordjes moest letten. Peter had gelukkig wel de laatste routevariant op zijn Garmin.
            Peters moraal leek wat in te zakken, mijn reactie was om vooral heel veel te gaan kletsen, mede door het slaapgebrek dat zich steeds meer deed voelen en op mijn geest een vergelijkbaar effect had als een avond lang bier drinken. Maar door al het kletsen dacht ik gelukkig minder aan alle pijntjes in handen, voeten en zitvlak. Wel begon er nu een nieuw fenomeen, waarover ik wel had gelezen maar dat ik zelf nog nooit had meegemaakt: de hallucinaties. Het begon ermee dat ik steeds vaker de open lucht boven ons tussen twee rijen bomen of huizen begon aan te zien voor een betonnen overspanning, van een viaduct of zo. Mijn hersenen maakten een omkering van de massieve en niet-massieve ruimtes om me heen. In het begin had ik dit niet door en vroeg ik me af waarom we zolang onder het kennelijke viaduct van de rondweg rond Dreux bleven rijden (dat er dus niet was). Later begonnen ook de vormen op het asfalt steeds vaker menselijke en dierlijke vormen aan te nemen. Dit had zijn hoogtepunt toen ik na de finish met Annemieke over een pad met slecht asfalt door het park in Rambouillet liep, waarbij zich voor mij een compleet stripboek ontvouwde. Bijzonder interessant, maar ik loop vooruit op de zaken. Was dit in een eerder stadium gebeurd, dan was ik natuurlijk gestopt, maar nu was doorrijden de beste optie.
            Af en toe vroeg Peter of ik wilde weten hoe ver het nog was, maar ik hield het af, bang dat het dan nog langer zou duren. Tot op een gegeven moment de route vanuit Dreux weer uitkwam op de route van de heenweg, en ik dingen begon te herkennen. Toen we op een gegeven moment langs een hele lange muur fietsten, wist ik dat we bij het park van Rambouillet waren. Niet lang daarna was er een bocht, een stukje kinderhoofdjes (fijn!) en daar lag Rambouillet. En toen raakten we de route kwijt en moesten we zelfs nog de weg vragen… Die bleek niet moeilijk te vinden, dan rechtsaf het park in, langs alle campers, naar de finishboog. Daar raakte iedereen in paniek toen ik recht affietste op de dranghekken met toeschouwers, maar ik had alles onder controle: ik wilde slechts direct mijn vrouw kussen. De organisatie dacht dat ik onwel was geworden. Nog het verplichte ererondje met tijdsregistratie over het binnenplein van de schaapherdersopleiding, dan stempelen en een medaille. Binnen om tien voor twee 's nachts, dus 79 uur gereden.
            Peter en ik namen afscheid, constateerden dat de cirkel sinds najaar 2016 rond was en ik ging met Annemieke de laatste maaltijd halen. In de auto terug naar de camping ben ik in de diepste slaap geraakt die ik sinds mijn babytijd heb gehad.





zaterdag 27 april 2019

Een brevet bij de zuiderburen: 400 km vanuit Herentals

Voorjaar 2019. Dat betekent de kwalificatie voor Parijs-Brest-Parijs volbrengen. De 200 km had ik al in november vanuit Boekelo gereden; de 300 eind maart vanuit Landgraaf. Ik had me voorgenomen zo snel mogelijk ook de 400 km en de 600 km af te ronden, om er zeker van te zijn dat ik mee zou kunnen doen. En als er dan toch een brevet niet zou lukken, dan zou er nog genoeg herkansingen zijn.
Vorig jaar had ik een 400 km-brevet gereden, het Rondje Zuiderzee. Dat was een relatief makkelijk brevet geweest, en toch zeer bevredigend omdat je het gevoel hebt een topografisch belangrijke route te fietsen. Dat topografische, dat is voor mij een belangrijk deel van de lol van het langeafstandsfietsen.
Dit jaar zou dit brevet ook georganiseerd worden, en wel in het weekend van 20-21 april. Pasen dus. Niet echt handig, zeker gezien familie en activiteiten in de kerk. Dat zou dus geen optie zijn om de 400 km te voltooien. Overigens werd het brevet een paar weken van tevoren helemaal omgegooid omdat de Afsluitdijk ineens per 1 april dicht werd gegooid voor fietsers.
Het volgende 400 km-brevet was een rondje door Noord-Duitsland vanuit Boekelo op 3 en 4 mei. En dan zou er het weekend daarna de eerste mogelijkheid zijn om 600 km te fietsen, vanuit Venray naar Groningen en via Noord-Duitsland weer terug. Niet echt handig, zo dicht op elkaar, en bovendien qua landschap nogal op elkaar lijkend. Wat dan? Het brevet vanuit Venray wilde ik toch echt wel rijden.
Bij het 300 km-brevet vanuit Landgraaf had ik gefietst in een groepje met een paar Vlamingen, die enkele weken daarvoor een brevet vanuit Herentals hadden gefietst. Dat zette mij aan het denken; er bleek inderdaad op 27 en 28 april een 400 km vanuit Herentals te worden georganiseerd. Waarheen? Richting noordoosten, met als noordelijkste punt... Nijmegen. Het omgekeerde van handig dus, eerst vier uur in de trein zitten om daarna op vijftien km na helemaal weer naar huis te fietsen, en dan weer terug naar Herentals met daarna opnieuw vier uur (on nee, werkzaamheden, dus vijf uur) in de trein terug naar Arnhem. Maar goed, het brevet zou om zes uur 's avonds beginnen, dus qua tijd zou het te doen zijn.
Een kaartje kopen bleek nog ingewikkeld; via de NS-website kon je geen fietskaartje kopen en toen ik een vrouw van NS aan de telefoon had verbood ze me bijna om op koningsdag een fiets in de trein mee te nemen, gezien de drukte die zij voorzag. 'De mensen hangen bijna uit de treinen" volgens haar. Ja, waar dan? "Ik woon zelf in Utrecht, en tussen Utrecht en Amsterdam is het extreem druk." Ik probeerde haar te overtuigen dat ik ver van de Randstad zou blijven en uiteindelijk kon ik op eigen risico een kaartje van haar krijgen.
Koningsdag viel halverwege mijn Paas-meivakantie, dus alle rust om een mooi brevet te fietsen. Het weer viel tegen; het leek koud en regenachtig te gaan worden. Na een prachtig paasweekend kon ik mijn winterfietskleren weer uit de kast halen. Verder weer de achterdrager op mijn Fairlight Strael gemonteerd voor de spullen die ik bij kortere ritten in een rugzakje doe. En een extra tasje aan de voorbuis gehangen met M&M's, bij wijze van experiment. Ik ben erg slecht in eten tijdens het fietsen; misschien kon ik deze makkelijker binnenkrijgen.
De treinreis was zoals ik had verwacht heerlijk rustig, zeker geen uitpuilende treinen. Alleen in Breda stapten wat meer mensen uit. Ik ook trouwens. In Antwerpen -Berchem overgestapt op de trein richting Turnhout en zo was ik al rond half vijf in Herentals. Het zou nog een kilometer of tien fietsen zijn naar de startlocatie, café 'De snelle Duif' in Morkhoven.
Omdat ik geen zin had om een uur extra in een Belgisch café rond te hangen zocht ik in Herentals naar een snackbar om alvast wat te eten, maar zonder succes. Ik ben een paar keer de binnenstad doorgereden, waarbij mijn fiets bijna uit elkaar stuiterde door alle kasseien. Wel een mooi centrum.



Dan toch maar langzaam richting Morkhoven gefietst. Ik kende dit stuk, want afgelopen kerstmis was ik hier al eens langs gefietst op weg van Brussel naar Arnhem. Het grootste deel was over een voormalige spoorlijn, en op het voormalige perron van Morkhoven ben ik nog even op een bankje gaan zitten om een koek te eten.

Tegen half zes was ik in 'De Snelle Duif'. Er waren al meerdere fietsers, maar geen organisator. Ik bestelde een alcoholvrij biertje en raakte in gesprek met een andere Nederlandse randonneur. Niet lang daarna konden we inschrijven (voorinschrijvingen, daar doen ze niet aan in België) en daarna bleek dat je gewoon mocht vertrekken, zonder dat er nog een afscheidspraatje van de organisator was of zo. Dus dan maar op de fiets, mee met een willekeurig groepje, waarvan al snel bleek dat ze mij te langzaam fietsten.



Ik had sowieso eigenlijk niet zo'n zin om in een groep te fietsen. Ik weet niet waarom; een maand eerder was het fietsen in een groep juist fijn geweest, maar vandaag wilde ik graag in mijn eigen tempo fietsen. Dat ging al snel fouyt, want ergens langs het kanaal Bocholt-Herentals kwam er een andere deelnemer bij me fietsen die graag aanklampte omdat zijn GPS-apparaat het niet deed. Het was een tweedehands Garmin van tien jaar oud die hij kort daarvoor had aangeschaft. Nou ja, geen probleem. Maar een kilometer of wat verder, nog steeds langs hetzelfde kanaal (dat we tot Nederland zouden volgen) werden we door een grote groep ingehaald die mij te snel gingen maar hem kennelijk niet, zodat we elkaar weer kwijtraakten.




Vlak voor de Nederlandse grens wisselden we van kanaal; er volgde nu een stukje Zuid-Willemsvaart, dat voor mij sentimentele betekenis heeft omdat mijn grootouders aan dit kanaal woonden en mijn moeder an dit kanaal is opgegroeid.




Eenmaal de Nederlandse grens bij Weert gepasseerd ontstond er een soort haasje-over met een groep Vlamingen die het niet eens werden over hun eigen tempo en uiteindelijk als groep uit elkaar vielen. Ik zou ze weer tegenkomen bij het eerste controlepunt in Baarlo, bij Venlo. Toen was het al helemaal donker geworden. We zaten bij een snackbar/pizzeria en iedereen leek iets te gaan bestellen, maar ik hield het bij een ice tea, wetende hoezeer een stevige maaltijd mij altijd opbreekt tijdens een brevet. Ik ging dan ook eerder weg dan de rest en fietste zo weer in mijn eentje door het centrum van Venlo, maar de meeste koningsdagactiviteit alweer voorbij was.





Boven Venlo, bij Arcen, ging het opnieuw de grens over, Duitsland in. Dat betekent ook de grote duisternis in; het is in Duitsland altijd een stuk donkerder dan bij ons. Door mij onbekende dorpen, buiten langs de stad Geldern om, kwamen we bij het keerpunt, Alpen. Ongemerkt waren we wat gestegen, en Alpen in was er een flinke afdaling, waardoor ik bijna de controlepost voorbij reed. Het was half een 's nachts. Deze keer bestond de controle uit organisator Jan bij de open achterklep van zijn auto. Ik kreeg een stempel, een wafel en een cola. Al bijna meteen arriveerde er een grotere groep, en ik kletste wat met andere randonneurs, waaronder Ben, een wat oudere Nederlandse deelnemer met veel randonneurservaring.

Tot nu toe was er wind mee geweest; we zouden nu richting Noord-westen gaan en ik verwachtte meer tegenwind, maar dat viel mee. We reden richting Xanten en vanaf daar langs de Rijn verder. Het gebied werd voor mij steeds bekender; vanaf de Rijnbrug richting Emmerik kende ik eigenlijk alle weggetjes wel. Mijn Garmin had nieuwe batterijen nodig; toen wilde hij natuurlijk niet opnieuw opstarten, zodat ik noodgedwongen achter twee anderen aan moest fietsen die mij passeerden terwijl ik stond te prutsen. Maar na enkele minuten geaarzeld te hebben besloot het apparaat om toch maar toe te geven en weer normaal te gaan werken. Toen ben ik weer weggefietst bij de twee anderen (onder wie Ben, de randonneur met wie ik in Alpen al had staan praten).
Ik kreeg steeds meer een gevoel van thuiskomen, zeker toen we Nederland weer in waren gereden, en al helemaal toen ik onder de Waalbrug door fietste.



Ik heb tien jaar in Nijmegen gewoond en ontelbare keren ben ik door de Ooijpolder gefietst en Nijmegen vanuit het oosten binnen gefietst. Alles was bekender dan bekend. Maar geen tijd om in Nijmegen zelf te stoppen; het controlepunt was in een benzinestation in Dukenburg, helemaal aan de westkant van de stad. Een scène zoals je die alleen bij randonneursbrevetten tegenkomt: midden in de nacht (het liep tegen half vier) in het winkeltje van een benzinestation, meerdere fietsen voor de deur, binnen vermoeide fietsers die van alles bestelden en naar binnen werkten. Ik nam een warm broodje ham-kaas, dat normaal gesproken weinig voorstelde, maar mij juist op dat moment erg goed smaakte. Dus nam ik nog een warm broodje. Dom, ik had beter moeten weten. Juist bij dit soort eten moet ik maat houden. Ik merkte het tot mijn schade tijdens het volgende traject.

Na wat gekletst te hebben met enkele Vlamingen en Nederlanders vertrok ik toch weer alleen, maar ik werd al snel achtervolgd door enkele anderen die mij bij Druten inhaalden. Ik herkende ze uit de pizzeria in Baarlo. Per saldo hadden we dus even snel voortgang gemaakt, ik met wat korter stoppen, zij met sneller fietsen.
De wind deed zich nu wel gelden, en zeker vanaf Druten waar we de Waaldijk gingen volgen. Het begon licht te worden in het Noord-oosten, de wind nam ook weer toe en de snelheid ging aanmerkelijk omlaag. Bij Wamel ben ik nog maar even gaan zitten om de benen even te laten rusten en om wat bij te eten.



De dijk bij Herenwaarden tussen Maas en Waal was helemaal zwaar tegen de wind in. In Rossum werd ik bijgehaald door een van de andere Vlamingen, Karel, die ik in Baarlo al had ontmoet. Hij had al een tijdje achter me gezeten en met moeite mij bereikt. We fietsten samen een stuk verder over de Maasdijk naar Hedel, dan de Maas over en Den Bosch in, onderwijl ervaringen en plannen uitwisselend over randonneurstochten en natuurlijk Parijs-Brest-Parijs. Karel fietste op een prachtige maatfiets van Noble, iets wat ik ook nog altijd een keertje zou willen, maar wat ik voor mezelf nog niet kan rechtvaardigen.

In Den Bosch was het weer een tankstation waar we moesten zijn voor de laatste controle. Toch een wat gewonere sfeer omdat het alweer half acht was en dus gewoon dag. Ik bleef niet lang hangen en ging weer in mijn eentje verder, door Den Bosch en Vught, dwars door Midden-Brabant. De vermoeidheid deed zich steeds meer gelden en in Oisterwijk heb ik nog een kwartiertje in een bushokje uitgerust. Daarna verder richting zuiden, nog steeds met tegenwind, die niet eens erg hard was maar toch erg tegen.
Voorbij Hilvarenbeek



reden we in het bos België weer binnen. De route volgde een wirwar aan plattelandsweggetjes. Ik werd weer ingehaald door Karel, ben nog even aangehaakt, maar bij Ravels kwam een groep zondagochtendrenners ons voorbij waarbij hij aanklampte, maar die voor mij te snel gingen. In Turnhout nog even gestopt bij het station, waar helaas alles dicht was en ik alleen iets uit een automaat kon krijgen.

Het laatste stuk richting Herentals ging ook weer over bochtige plattelandsweggetjes met de typische Belgische betonplaten. Nog steeds evenveel wind, maar doordat het einde in zicht kwam ging alles mentaal een stuk beter. De route ging met een rare boog om Herentals heen, om maar precies op 400 km uit te komen, en de laatste kilometers waren exact dezelfde als gisteren, en leken daardoor voorbij te vliegen. En dan was daar 'De Snelle Duif'.
Binnen zaten al wat anderen, net voor mij gearriveeerd. Het was half een, dus een mooie tijd van achttien en een half uur. Brevetkaart ingeleverd bij de kastelein en een warme chocolademelk besteld. Even de benen strekken en bedenken wat verder te doen...



Mijn fiets was door alle nattigheid ook niet schoon gebleven... had ik al gezegd dat het regelmatig wat had geregend? Geen echte plensbuien, en op een gegeven moment maakt het met alle kou en wind toch niet meer uit, dan wat regen er ook nog wel bij. De kou was erger, die maakte dat je nooit echt prettig langs de weg kon stoppen om even op een bankje te zitten, zonder al snel helemaal afgekoeld te raken. Aan de andere kant, dat is nou natuurlijk precies wat je niet moet doen, te lang langs de kant van de weg gaan zitten...

Maar ik mag niet klagen; een deelnemer had zodanig verkleumde handen dat hij onder andere daardoor in Nijmegen had moeten opgeven. Ik had het volbracht en was weer een stukje dichter bij PBP.
Ja, en dan de terugreis. Ik zag nogal op tegen vijf uur in de trein zitten, en tegelijkertijd wilde ik een patroon doorbreken. Het is een bekend patroon: je gaat een bepaalde afstand fietsen, of het nu 100, 200, 400 of 600 km is, en als je die afstand hebt hebt gefietst ben je helemaal kapot en op en kun je echt niet meer verder, omdat je je mentaal op een specifieke afstand hebt voorbereid. Waar was dat wel zo? Zou ik toch nog verder kunnen fietsen? Tijdens PBP moet je wel. Dus... niet naar het station van Herentals, maar op de fiets verder naar Tilburg. Zou dat lukken?
Ik moet er wel bij zeggen dat ik dan wel wind mee had, dat scheelde enorm. Toen ik door Herentals fietste, wist ik zeker dat ik verder zou fietsen. Gewoon over de grote baan naar Turnhout, en vanaf Turnhout over het 'Bels Lijntje' naar Tilburg. In alle rust. Dus nog even stoppen op de markt van Turnhout,



en bij de Albert Heijn in Baarle nog een bakje kwark en een salade aangeschaft.

Ondertussen begon het zowaar mooi weer te worden, wat betekende dat ik ineens rekening moest gaan houden met allerlei rustig peddelende al dan niet elektrische zondagmiddagfietsers. Die kom je niet tegen midden in de nacht.
Hoewel ik nog even had overwogen helemaal naar huis te fietsen besloot ik er een einde aan te maken in Tilburg. Nog een stukje trein en dan thuis op de bank uitrusten.

Strava:

https://www.strava.com/activities/2324922263
https://www.strava.com/activities/2325681690

maandag 25 maart 2019

De driehonderd van Landgraaf. Maas, mijnen en heel veel oude spoorlijnen.


Het 300km-brevet is nooit een favoriete afstand bij mij geweest. Het is een afstand die net verder gaat dan de voor mij comfortabele zone van 250 km, wat betekent dat je wat serieuzer moet gaan afzien,  maar het wordt wel binnen een dag gereden, wat betekent dat je in de meeste gevallen niet met de trein naar de start kunt maar de auto moet nemen of een hotel moet boeken. Een 400 km met avondstart of soms ook een 600 km is vaak beter te bereiken met de trein. Ik heb een hekel aan een lange rit naar huis na 300 km gefietst te hebben. Het is bovendien niet zonder gevaar. Maar er zat niets anders op.
            De afgelopen twee jaar heb ik vanuit Maastricht twee verschillende 300km-brevetten gereden,  georganiseerd door Jos Verstegen. Maar Jos is er dit jaar mee gestopt. Vanuit Limburg werd nu een brevet georganiseerd vanuit een nieuw startpunt, Landgraaf. Om een of andere reden staat het op de website als ‘Heerlen’. En dit jaar moet ik een 300 km rijden om mij te kwalificeren voor Parijs-Brest-Parijs. Dit brevet was voor mij de eerste mogelijkheid om een 300 te rijden, bij de eerdere 300 km vanuit Boekelo was mijn vrouw een weekendje weg. Dat bleek trouwens achteraf een zeer winderig brevet te zijn geweest, dus veel heb ik daar niet aan gemist.
            Mezelf dus ingeschreven, nog net op tijd een nieuwe bagagedragertas besteld (de oude was van mijn ligfiets gejat) en voor het eerst een achterdrager geïnstalleerd op mijn nieuwe Fairlight Strael. Het is een beetje een overkill aan bagage, maar ik wilde ook alvast testen of deze iopzet werkt voor langere brevetten.
            De nacht tevoren miet echt lekker geslapen; ik had de wekker om vijf uur gezet en werd de hele tijd wakker met de gedachte dat ik wel door de wekker heen geslapen zou zijn. Uiteindelijk bleek ik na een rit van ruim anderhalf uur vanuit Arnhem nog voor achten in Landgraaf te zijn, wat me een zee van tijd gaf om me voor te bereiden. Het nieuwe startpunt was te gast bij ‘Snow World’, een indoor-skihelling op een mijnpuinberg (heet dat zo?). Een goede plek om te starten, met allerlei horeca. Ik was een kopje thee aan het drinken terwijl er steeds meer randonneurs binnendruppelden. Enkele bekenden, zoals Pim en Eelco, kwamen bij me zitten en we kletsten nog wat over de vooruitzichten en de plannen.
            Tegen negenen verzamelde iedereen zich buiten en was het tijd voor het startpraatje van de kersverse organisator. Er hadden zich meer dan 130 deelnemers ingeschreven, een record voor deze afstand, en hoewel natuurlijk meespeelt dat het een PBP-kwalificatiejaar is reden er ook behoorlijk veel niet-kwalificerende fietsers mee, velen zelfs voor het eerst. We werden gewaarschuwd voor een extra omleiding in de buurt van de Maas boven Maastricht, daarna was het tijd om te fietsen.
            Ik weet nooit zo goed hoe ik weg moet fietsen bij een brevet. Je rijdt mee in een lang lint van fietsers, maar langzaam trekt het lint uit elkaar, en waar wil je je dan bevinden? Ik maak dan vaak de fout om te ver vooraan te willen zitten. Ook nu, waardoor ik op een gegeven moment de aansluiting met zowel de snelle rijders vooraan als de rest achter me kwijt raakte. Toen zat ik net buiten Heerlen alweer alleen. Dat was niet helemaal de bedoeling voor een rit van 300 kilometer.
            Het begin was vrij heuvelachtig, maar doordat de benen nog vers waren nergens echt zwaar. Het Limburgse heuvelland ken ik niet echt goed; ik heb er voor het laatst echt serieus gefietst begin jaren negentig toen ik er een paar keer met mijn ouders op vakantie ben geweest. Een klimmer ben ik niet en ik heb dus ook niet de neiging de Limburgse heuvels speciaal voor het klimmen op te zoeken, zoals veel fietsers doen. Maar het viel zoals gezegd niet tegen en de hellingen werden nergens echt steil.
Bij Gulpen moest ik wachten bij een stoplicht waar al enkele anderen (Duitsers) stonden, en later kwamen er nog meer mederandonneurs bij zodat ik me weer in een soort groep bevond. Na een beklimming uit het Geuldal kwamen we boven bij de grens, en eenmaal in België was er in het eerste dorp (Teuven, in de Voerstreek) een geheime controle op een hoek bij de kerk, die we bijna misten. Zo snel al een geheime controle betekent dat de organisatie het zichzelf makkelijk maakt, want je hoeft dan maar een halfuurtje te wachten op het hele deelnemersveld. Wanneer je rond 250 km een geheime controle zou doen ben je zo acht uur aan het wachten voor iedereen is gepasseerd.
Bij het eten van een stroopwafel kwam er een nog veel grotere groep aanzetten, en ik vertrok uiteindelijk in het gezelschap van Pim, met wie ik bij enkele eerdere brevetten al samen heb gefietst. Ik weet dat we over een heel brevet een vergelijkbaar tempo hebben, al kan hij net wat sneller fietsen. Ik verloor hem dan ook al weer uit het oog bij de eerste serieuze afdaling richting Aubel, waar we Wallonië inreden. Er waren nu zoveel korte hellinkjes dat er niet echt een groep was maar eerder een grote groep rijders die elkaar telkens passeerden. We klommen nog naar een hoog punt bij een of ander oorlogsmonument met en groot kruis, waarna het omlaag ging richting Battice, waar bij een bakker op 44 km de eerste echte controle was.
            Ik was erg in de verleiding om een chocolade-eclair te bestellen, al was het alleen maar voor het vakantiegevoel, maar weerstond deze. Ik weet dat ik moet oppassen met wat ik eet en hield het bij een haverkoek buiten het bakkertje. Daar werd ik aangesproken door een Belg, Davy, die lettend op mijn cluboutfit van Randonneurs Nederland dacht dat ik er wel verstand van had. Ik legde hem uit dat ik ook nog maar een beginneling ben, en zo raakten we aan de praat. Hij vertelde dat hij aan het trainen was voor de bekende Store Styrkeprøven van Trondheim naar Oslo, ruim 500 km te rijden rond midzomer. Randonneursbrevetten zijn dan inderdaad een goede gelegenheid om ervaring op te doen met langere afstanden.
            Ik fietste verder op met Davy en twee andere fietsers, Peter en Wannes. De route was ineens heel anders: in plaats van korte felle hellinkjes was het glooiend afdalen over een voormalige spoorlijn richting Luik. Ik houd wel van fietsen over oude spoorlijnen, omdat je zonder al teveel moiete en zonder last te hebben van auto’s veel kilometers kunt maken. Alleen de kruisingen zijn soms erbarmelijk. Hier hadden ze het zelfs bestaan om iedere kruising te voorzien van stoepranden. Of het daar aan lag weet ik niet maar al na enkele kilometers kreeg Davy een lekke band. Ik besloot om te wachten en te kijken of ik kon helpen, en zo werd een toevallig groepje van vier deelnemers (Davy en Peter waren overigens wel bekenden) tot een vaste groep tot het einde van het brevet. Let op: het thema ‘lekke band’ komt nog terug!
            Voordeel van een voormalige spoorlijn is ook dat je zonder veel verkeersproblemen een grote stad als Luik kunt binnenrijden. Op een gegeven moment was er een vrij lange afdaling naar het Maasdal, waar je goed snelheid kunt maken. Ik had die afdaling vorig jaar ook al gefietst tijdens het brevet naar Mariembourg, maar ik merkte dat ik op mijn nieuwe fiets nog nauwelijks ervaring met heuvels heb; ik durfde niet echt voluit te gaan.
           Via enkele bruggen over Ourthe, Maas en zijkanalen kwamen we uit op de hoofdweg aan de linkeroever van de Maas. We zouden het Maasdal blijven volgen tot Namen. De groep hield het tempo er lekker in, en heb ik het wel geprobeerd, het was mij niet gegeven om veel kopwerk te doen. Er sloten nog enkele andere fietsers aan, om later weer af te haken, maar de groep van vier bleef de basis.
            Tussen Hoei en Namen kwamen we op een mooi betonnen RAVeL-fietspad, waar we een korte plas- en eetpauze hielden bij een fitnessconstructie.


Het landschap begon eindelijk wat fraaier te worden, na kilometer aan kilometer verouderde industrie en armoedige rijen huizen. Wallonië op zijn Waalst. Davy probeerde het groepsgevoel te verstreken met een groepsfoto.
            Namen reden we binnen na nog twee keer de Maas overgestoken te zijn, waarom weet ik niet (misschien om extra van het landschap te kunnen genieten?), en na een laatste Maasbrug in het centrum van Namen zelf bereikten we het tweede controlepunt,  op 128 km. Hier besloten we even te gaan zitten voor een kop warme chocolade. Binnen bleek het al vol te zitten met andere randonneurs,  onder wie Pim, die ik in Aubel was kwijtgeraakt. En ook na ons bleven de randonneurs binnenstromen. Voor mijn gevoel zat het deelnemersveld relatief dicht op elkaar; meestal zijn de groepen op dit punt van de route al wat verder uit elkaar getrokken. Maar misschien verkijk ik me door het grote deelnemersaantal.
            


Anderen zaten serieus te lunchen met soep of omelet, maar wij gingen weer verder na de chocolademelk. De organisator had iets leuks voor ons bedacht: we zouden Namen verlaten door via een voormalige spoorlijn gemakkelijk glooiend het Maasdal te verlaten, maar om de klimmers ook aan hun trekken te laten komen moesten we eerst achter langs de citadel van Namen fietsen. Dat betekende eerste via en kasseienweg met haarspeldbochten het Maasdal helemaal uitfietsen om daarna weer even ver naar beneden te fietsen, het dal van de Samber in, die in Namen in de Maas uitstroomt. Voor mijn gevoel volstrekt nutteloze hoogtemeters, maar het was wel goed om de citadel ook eens te zien.
            Fietsend over de voormalige spoorlijn was de helling nauwelijks merkbaar. Dit was het begin van een traject van ongeveer zeventig kilometer dat bijna alleen maar over voormalige spoorlijnen liep. Het schoot lekker op, en nadat we het Maasdal uit waren kwamen we op een soort hoogvlakte waar we kilometers lang vals plat omlaag zouden rijden. Er was voor dit traject tegenwind voorspeld, maar de wind was zo zwak dat hij weinig invloed had.
            Biuj een korte omleiding kwamen er weer wat groepen bij elkaar. Er was wat discussie over de te volgen route,  en ik merkte hierbij weer het voordeel van mijn primitieve Garmin Etrex-20, die een plattegrondje toont in plaats van een pijl, waardoor je precies kunt zien hoe je weer naar de oorspronkelijke route toe moet fietsen. Ik zag achteraf op Strava dat sommige deelnemers veel grotere omwegen hadden genomen, maar ook een enkeling die de afsluiting van het fietspad zonder problemen had genegeerd.
            De drie sterke mannen met wie ik meefietste trokken zo langzamerhand een hele trein aan randonneurs mee, tot ik in de buurt van Tienen (we waren alweer in Vlaanderen aangekomen) om een korte pauze te houden. De grote groep achter ons fietse door, op een ligfietser na, Eric, die vanaf dat punt de rest van de tocht met ons mee zou fietsen. Ik heb zelf ook een ligfiets, maar Eric had een serieus race-exemplaar van M5, een hoge racer met 28”-wielen, een zeer horizontale zit en een onmogelijke stuuruitslag.
            Bij Halen verlieten we het spoornetwerk; zo’n twintig kilometer verder bereikten we na ruim 220 km het derde controlepunt in Beringen. Het was ondertussen wat gaan regenen en we hadden onze regenjacks al aangetrokken. In Beringen was het een vrije controle, en we besloten een frituur te zoeken om ook wat te eten. Het was per slot van rekening al over zessen en gewone mensen nemen dan een avondmaaltijd. Ik had vorig jaar bij een 300km-brevet (ook in België trouwens) een grote fout gemaakt door rond etenstijd een groot bord spaghetti leeg te eten, waarna ik een uur had moeten boeren en hikken omdat mijn spijsvertering in de war was, dus ik beperkte me tot een portie friet; de anderen namen er nog een snack bij. De bediening was natuurlijk zwaar onder de indruk van onze tocht.


Niet veel later kwam een groep met Pim erbij ook hier een stempel halen en friet eten; wij vertrokken weer eerder. De regen hield helaas aan. Het was ondertussen donker geworden dus gele hesjes en verlichting gingen ook aan. Ik was de enige met dynamoverlichting, maar de anderen zouden het wel redden met een acculading. We reden nu afwisselend over fietspaden langs hoofdwegen en dan weer over binnenwegen. Bebouwing was zoals altijd in België nooit ver weg. Ook restanten van het mijnverleden waren in deze streek goed zichtbaar. Op een voormalig mijnbouwterrein in Zolder was een modern uitziend bedrijventerrein aangelegd. Het zag er allemaal toch wat beter uit dan de voormalige industrie in Wallonië, vond ik.
            Ons was beloofd dat er ook nog mooie stukken door de natuur zouden volgen, indachtig de slogan ‘Limburg fietsparadijs’,  al begreep ik niet waarom dat dan zo laat in de route moest zijn wanneer het voor de meeste deelnemers toch al donker zou zijn. We waren ook gewaarschuwd voor wild, maar we kregen iets anders: lekke banden. Eerst Wannes, en toen zijn binnenband vervangen was bleek de mijne ook lek te zijn. Ik kreeg van de weeromstuit ook mijn achterwiel niet meer in mijn fiets, met vier anderen die toekeken, maar na een half uur konden we weer verder. Ondertussen waren vele andere randonneurs ons al gepasseerd. Als het een wedstrijd was geweest had dit me erg zenuwachtig moeten maken.
            We reden weg tot we enkele honderden meters verder weer stranden. Wannes had opnieuw een lekke band, ondanks controle van de buitenband. Ik keek ook maar eens naar mijn eigen band. Ook weer lek. Ik had een extra buitenband bij me die ik maar besloot te monteren, en ik kon gelukkig van Peter een extra binnenband krijgen. Wannes had geen buitenband bij zich, dus bemoeide iedereen zich met de controle van zijn buitenband. Op hoop van zegen werd alles weer gemonteerd. En gingen we weer verder. En stranden we een kilometer verder weer, met opnieuw een lekke band bij Wannes. Uiteindelijk werd er een doorn gevonden. En de randonneur na randonneur bleef ons passeren in het donkere bos.
            Alles bij elkaar zijn we met deze ongein anderhalf uur zoet geweest. Één voordeel: onze benen hadden een goede rust gekregen. Maar wat ik later zou moeten bekopen was dat ik nauwelijks had gegeten. Eerst ging het dus prima, en haalden we weer behoorlijk wat andere deelnemers in, Maar eenmaal aande Nederlandse kant van de Maas, bij Elsloo, merkte ik een naderende hongerklop. Ik vroeg een noodstop aan en werkte snel een haverkoek naar binnen. Veel effect had dat natuurlijk niet meteen, en we reden nu ook weer het heuvelland in. De vaart was er bij mij echt een beetje uit. Gelukkig hielden de anderen rekening met mijn tempo. Onderweg kon ik nog een gestrande Vlaming blij maken met mijn fietspomp.
            Rond de 300 km reden we het bordje ‘Heerlen’ voorbij. Dat gaf natuurlijk moraal. Ook begon de haverkoek te werken. Dat was maar goed ook, want de organisatie had nog een paar rare bochten in de route opgenomen, waarbij we de stad weer helemaal uitreden langs een mooi kasteel, heuvel af, heuvel op. Uiteindelijk kwam de skiheuvel van de ‘Snow World’ in zicht en bereikte we exact om 23.59 uur het eindpunt. We feliciteerden Wannes met zijn eerste 300 kilometer.
            Na afstempelen en inleveren van de stempelkaart namen we nog een (alcoholvrij) biertje in de après-skihut. Niet te lang, want iedereen wilde naar huis. We namen afscheid en ik legde mijn fiets in de auto en trok mijn winterjas aan tegen de afkoeling. Ik had me voorgenomen eerst een dutje te doen alvorens weg te rijden, maar ik werd niet slaperig. Dan maar meten wegrijden. Onderweg toch maar een energiedrankje genomen want de slaap kwam toch onherroepelijk opzetten. Afgezien van een dronken Pool een rustige rit naar huis en dan lekker slapen…. De tweede kwalificatie voor PBP is binnen!
Achteraf ben ik blij dat ik een fijne groep heb kunnen vinden om mee te fietsen. Misschien net iets te sterk voor mij, maar dat was voor hen geen probleem, waardoor ik net wat gemakkelijker het rondje kon afmaken. En ik moet er niet aan denken dat ik in mijn eentje in een donker bos twee lekke banden had gehad. Bedankt Wannes, Eric, Davy en Peter.

Strava