maandag 25 maart 2019

De driehonderd van Landgraaf. Maas, mijnen en heel veel oude spoorlijnen.


Het 300km-brevet is nooit een favoriete afstand bij mij geweest. Het is een afstand die net verder gaat dan de voor mij comfortabele zone van 250 km, wat betekent dat je wat serieuzer moet gaan afzien,  maar het wordt wel binnen een dag gereden, wat betekent dat je in de meeste gevallen niet met de trein naar de start kunt maar de auto moet nemen of een hotel moet boeken. Een 400 km met avondstart of soms ook een 600 km is vaak beter te bereiken met de trein. Ik heb een hekel aan een lange rit naar huis na 300 km gefietst te hebben. Het is bovendien niet zonder gevaar. Maar er zat niets anders op.
            De afgelopen twee jaar heb ik vanuit Maastricht twee verschillende 300km-brevetten gereden,  georganiseerd door Jos Verstegen. Maar Jos is er dit jaar mee gestopt. Vanuit Limburg werd nu een brevet georganiseerd vanuit een nieuw startpunt, Landgraaf. Om een of andere reden staat het op de website als ‘Heerlen’. En dit jaar moet ik een 300 km rijden om mij te kwalificeren voor Parijs-Brest-Parijs. Dit brevet was voor mij de eerste mogelijkheid om een 300 te rijden, bij de eerdere 300 km vanuit Boekelo was mijn vrouw een weekendje weg. Dat bleek trouwens achteraf een zeer winderig brevet te zijn geweest, dus veel heb ik daar niet aan gemist.
            Mezelf dus ingeschreven, nog net op tijd een nieuwe bagagedragertas besteld (de oude was van mijn ligfiets gejat) en voor het eerst een achterdrager geïnstalleerd op mijn nieuwe Fairlight Strael. Het is een beetje een overkill aan bagage, maar ik wilde ook alvast testen of deze iopzet werkt voor langere brevetten.
            De nacht tevoren miet echt lekker geslapen; ik had de wekker om vijf uur gezet en werd de hele tijd wakker met de gedachte dat ik wel door de wekker heen geslapen zou zijn. Uiteindelijk bleek ik na een rit van ruim anderhalf uur vanuit Arnhem nog voor achten in Landgraaf te zijn, wat me een zee van tijd gaf om me voor te bereiden. Het nieuwe startpunt was te gast bij ‘Snow World’, een indoor-skihelling op een mijnpuinberg (heet dat zo?). Een goede plek om te starten, met allerlei horeca. Ik was een kopje thee aan het drinken terwijl er steeds meer randonneurs binnendruppelden. Enkele bekenden, zoals Pim en Eelco, kwamen bij me zitten en we kletsten nog wat over de vooruitzichten en de plannen.
            Tegen negenen verzamelde iedereen zich buiten en was het tijd voor het startpraatje van de kersverse organisator. Er hadden zich meer dan 130 deelnemers ingeschreven, een record voor deze afstand, en hoewel natuurlijk meespeelt dat het een PBP-kwalificatiejaar is reden er ook behoorlijk veel niet-kwalificerende fietsers mee, velen zelfs voor het eerst. We werden gewaarschuwd voor een extra omleiding in de buurt van de Maas boven Maastricht, daarna was het tijd om te fietsen.
            Ik weet nooit zo goed hoe ik weg moet fietsen bij een brevet. Je rijdt mee in een lang lint van fietsers, maar langzaam trekt het lint uit elkaar, en waar wil je je dan bevinden? Ik maak dan vaak de fout om te ver vooraan te willen zitten. Ook nu, waardoor ik op een gegeven moment de aansluiting met zowel de snelle rijders vooraan als de rest achter me kwijt raakte. Toen zat ik net buiten Heerlen alweer alleen. Dat was niet helemaal de bedoeling voor een rit van 300 kilometer.
            Het begin was vrij heuvelachtig, maar doordat de benen nog vers waren nergens echt zwaar. Het Limburgse heuvelland ken ik niet echt goed; ik heb er voor het laatst echt serieus gefietst begin jaren negentig toen ik er een paar keer met mijn ouders op vakantie ben geweest. Een klimmer ben ik niet en ik heb dus ook niet de neiging de Limburgse heuvels speciaal voor het klimmen op te zoeken, zoals veel fietsers doen. Maar het viel zoals gezegd niet tegen en de hellingen werden nergens echt steil.
Bij Gulpen moest ik wachten bij een stoplicht waar al enkele anderen (Duitsers) stonden, en later kwamen er nog meer mederandonneurs bij zodat ik me weer in een soort groep bevond. Na een beklimming uit het Geuldal kwamen we boven bij de grens, en eenmaal in België was er in het eerste dorp (Teuven, in de Voerstreek) een geheime controle op een hoek bij de kerk, die we bijna misten. Zo snel al een geheime controle betekent dat de organisatie het zichzelf makkelijk maakt, want je hoeft dan maar een halfuurtje te wachten op het hele deelnemersveld. Wanneer je rond 250 km een geheime controle zou doen ben je zo acht uur aan het wachten voor iedereen is gepasseerd.
Bij het eten van een stroopwafel kwam er een nog veel grotere groep aanzetten, en ik vertrok uiteindelijk in het gezelschap van Pim, met wie ik bij enkele eerdere brevetten al samen heb gefietst. Ik weet dat we over een heel brevet een vergelijkbaar tempo hebben, al kan hij net wat sneller fietsen. Ik verloor hem dan ook al weer uit het oog bij de eerste serieuze afdaling richting Aubel, waar we Wallonië inreden. Er waren nu zoveel korte hellinkjes dat er niet echt een groep was maar eerder een grote groep rijders die elkaar telkens passeerden. We klommen nog naar een hoog punt bij een of ander oorlogsmonument met en groot kruis, waarna het omlaag ging richting Battice, waar bij een bakker op 44 km de eerste echte controle was.
            Ik was erg in de verleiding om een chocolade-eclair te bestellen, al was het alleen maar voor het vakantiegevoel, maar weerstond deze. Ik weet dat ik moet oppassen met wat ik eet en hield het bij een haverkoek buiten het bakkertje. Daar werd ik aangesproken door een Belg, Davy, die lettend op mijn cluboutfit van Randonneurs Nederland dacht dat ik er wel verstand van had. Ik legde hem uit dat ik ook nog maar een beginneling ben, en zo raakten we aan de praat. Hij vertelde dat hij aan het trainen was voor de bekende Store Styrkeprøven van Trondheim naar Oslo, ruim 500 km te rijden rond midzomer. Randonneursbrevetten zijn dan inderdaad een goede gelegenheid om ervaring op te doen met langere afstanden.
            Ik fietste verder op met Davy en twee andere fietsers, Peter en Wannes. De route was ineens heel anders: in plaats van korte felle hellinkjes was het glooiend afdalen over een voormalige spoorlijn richting Luik. Ik houd wel van fietsen over oude spoorlijnen, omdat je zonder al teveel moiete en zonder last te hebben van auto’s veel kilometers kunt maken. Alleen de kruisingen zijn soms erbarmelijk. Hier hadden ze het zelfs bestaan om iedere kruising te voorzien van stoepranden. Of het daar aan lag weet ik niet maar al na enkele kilometers kreeg Davy een lekke band. Ik besloot om te wachten en te kijken of ik kon helpen, en zo werd een toevallig groepje van vier deelnemers (Davy en Peter waren overigens wel bekenden) tot een vaste groep tot het einde van het brevet. Let op: het thema ‘lekke band’ komt nog terug!
            Voordeel van een voormalige spoorlijn is ook dat je zonder veel verkeersproblemen een grote stad als Luik kunt binnenrijden. Op een gegeven moment was er een vrij lange afdaling naar het Maasdal, waar je goed snelheid kunt maken. Ik had die afdaling vorig jaar ook al gefietst tijdens het brevet naar Mariembourg, maar ik merkte dat ik op mijn nieuwe fiets nog nauwelijks ervaring met heuvels heb; ik durfde niet echt voluit te gaan.
           Via enkele bruggen over Ourthe, Maas en zijkanalen kwamen we uit op de hoofdweg aan de linkeroever van de Maas. We zouden het Maasdal blijven volgen tot Namen. De groep hield het tempo er lekker in, en heb ik het wel geprobeerd, het was mij niet gegeven om veel kopwerk te doen. Er sloten nog enkele andere fietsers aan, om later weer af te haken, maar de groep van vier bleef de basis.
            Tussen Hoei en Namen kwamen we op een mooi betonnen RAVeL-fietspad, waar we een korte plas- en eetpauze hielden bij een fitnessconstructie.


Het landschap begon eindelijk wat fraaier te worden, na kilometer aan kilometer verouderde industrie en armoedige rijen huizen. Wallonië op zijn Waalst. Davy probeerde het groepsgevoel te verstreken met een groepsfoto.
            Namen reden we binnen na nog twee keer de Maas overgestoken te zijn, waarom weet ik niet (misschien om extra van het landschap te kunnen genieten?), en na een laatste Maasbrug in het centrum van Namen zelf bereikten we het tweede controlepunt,  op 128 km. Hier besloten we even te gaan zitten voor een kop warme chocolade. Binnen bleek het al vol te zitten met andere randonneurs,  onder wie Pim, die ik in Aubel was kwijtgeraakt. En ook na ons bleven de randonneurs binnenstromen. Voor mijn gevoel zat het deelnemersveld relatief dicht op elkaar; meestal zijn de groepen op dit punt van de route al wat verder uit elkaar getrokken. Maar misschien verkijk ik me door het grote deelnemersaantal.
            


Anderen zaten serieus te lunchen met soep of omelet, maar wij gingen weer verder na de chocolademelk. De organisator had iets leuks voor ons bedacht: we zouden Namen verlaten door via een voormalige spoorlijn gemakkelijk glooiend het Maasdal te verlaten, maar om de klimmers ook aan hun trekken te laten komen moesten we eerst achter langs de citadel van Namen fietsen. Dat betekende eerste via en kasseienweg met haarspeldbochten het Maasdal helemaal uitfietsen om daarna weer even ver naar beneden te fietsen, het dal van de Samber in, die in Namen in de Maas uitstroomt. Voor mijn gevoel volstrekt nutteloze hoogtemeters, maar het was wel goed om de citadel ook eens te zien.
            Fietsend over de voormalige spoorlijn was de helling nauwelijks merkbaar. Dit was het begin van een traject van ongeveer zeventig kilometer dat bijna alleen maar over voormalige spoorlijnen liep. Het schoot lekker op, en nadat we het Maasdal uit waren kwamen we op een soort hoogvlakte waar we kilometers lang vals plat omlaag zouden rijden. Er was voor dit traject tegenwind voorspeld, maar de wind was zo zwak dat hij weinig invloed had.
            Biuj een korte omleiding kwamen er weer wat groepen bij elkaar. Er was wat discussie over de te volgen route,  en ik merkte hierbij weer het voordeel van mijn primitieve Garmin Etrex-20, die een plattegrondje toont in plaats van een pijl, waardoor je precies kunt zien hoe je weer naar de oorspronkelijke route toe moet fietsen. Ik zag achteraf op Strava dat sommige deelnemers veel grotere omwegen hadden genomen, maar ook een enkeling die de afsluiting van het fietspad zonder problemen had genegeerd.
            De drie sterke mannen met wie ik meefietste trokken zo langzamerhand een hele trein aan randonneurs mee, tot ik in de buurt van Tienen (we waren alweer in Vlaanderen aangekomen) om een korte pauze te houden. De grote groep achter ons fietse door, op een ligfietser na, Eric, die vanaf dat punt de rest van de tocht met ons mee zou fietsen. Ik heb zelf ook een ligfiets, maar Eric had een serieus race-exemplaar van M5, een hoge racer met 28”-wielen, een zeer horizontale zit en een onmogelijke stuuruitslag.
            Bij Halen verlieten we het spoornetwerk; zo’n twintig kilometer verder bereikten we na ruim 220 km het derde controlepunt in Beringen. Het was ondertussen wat gaan regenen en we hadden onze regenjacks al aangetrokken. In Beringen was het een vrije controle, en we besloten een frituur te zoeken om ook wat te eten. Het was per slot van rekening al over zessen en gewone mensen nemen dan een avondmaaltijd. Ik had vorig jaar bij een 300km-brevet (ook in België trouwens) een grote fout gemaakt door rond etenstijd een groot bord spaghetti leeg te eten, waarna ik een uur had moeten boeren en hikken omdat mijn spijsvertering in de war was, dus ik beperkte me tot een portie friet; de anderen namen er nog een snack bij. De bediening was natuurlijk zwaar onder de indruk van onze tocht.


Niet veel later kwam een groep met Pim erbij ook hier een stempel halen en friet eten; wij vertrokken weer eerder. De regen hield helaas aan. Het was ondertussen donker geworden dus gele hesjes en verlichting gingen ook aan. Ik was de enige met dynamoverlichting, maar de anderen zouden het wel redden met een acculading. We reden nu afwisselend over fietspaden langs hoofdwegen en dan weer over binnenwegen. Bebouwing was zoals altijd in België nooit ver weg. Ook restanten van het mijnverleden waren in deze streek goed zichtbaar. Op een voormalig mijnbouwterrein in Zolder was een modern uitziend bedrijventerrein aangelegd. Het zag er allemaal toch wat beter uit dan de voormalige industrie in Wallonië, vond ik.
            Ons was beloofd dat er ook nog mooie stukken door de natuur zouden volgen, indachtig de slogan ‘Limburg fietsparadijs’,  al begreep ik niet waarom dat dan zo laat in de route moest zijn wanneer het voor de meeste deelnemers toch al donker zou zijn. We waren ook gewaarschuwd voor wild, maar we kregen iets anders: lekke banden. Eerst Wannes, en toen zijn binnenband vervangen was bleek de mijne ook lek te zijn. Ik kreeg van de weeromstuit ook mijn achterwiel niet meer in mijn fiets, met vier anderen die toekeken, maar na een half uur konden we weer verder. Ondertussen waren vele andere randonneurs ons al gepasseerd. Als het een wedstrijd was geweest had dit me erg zenuwachtig moeten maken.
            We reden weg tot we enkele honderden meters verder weer stranden. Wannes had opnieuw een lekke band, ondanks controle van de buitenband. Ik keek ook maar eens naar mijn eigen band. Ook weer lek. Ik had een extra buitenband bij me die ik maar besloot te monteren, en ik kon gelukkig van Peter een extra binnenband krijgen. Wannes had geen buitenband bij zich, dus bemoeide iedereen zich met de controle van zijn buitenband. Op hoop van zegen werd alles weer gemonteerd. En gingen we weer verder. En stranden we een kilometer verder weer, met opnieuw een lekke band bij Wannes. Uiteindelijk werd er een doorn gevonden. En de randonneur na randonneur bleef ons passeren in het donkere bos.
            Alles bij elkaar zijn we met deze ongein anderhalf uur zoet geweest. Één voordeel: onze benen hadden een goede rust gekregen. Maar wat ik later zou moeten bekopen was dat ik nauwelijks had gegeten. Eerst ging het dus prima, en haalden we weer behoorlijk wat andere deelnemers in, Maar eenmaal aande Nederlandse kant van de Maas, bij Elsloo, merkte ik een naderende hongerklop. Ik vroeg een noodstop aan en werkte snel een haverkoek naar binnen. Veel effect had dat natuurlijk niet meteen, en we reden nu ook weer het heuvelland in. De vaart was er bij mij echt een beetje uit. Gelukkig hielden de anderen rekening met mijn tempo. Onderweg kon ik nog een gestrande Vlaming blij maken met mijn fietspomp.
            Rond de 300 km reden we het bordje ‘Heerlen’ voorbij. Dat gaf natuurlijk moraal. Ook begon de haverkoek te werken. Dat was maar goed ook, want de organisatie had nog een paar rare bochten in de route opgenomen, waarbij we de stad weer helemaal uitreden langs een mooi kasteel, heuvel af, heuvel op. Uiteindelijk kwam de skiheuvel van de ‘Snow World’ in zicht en bereikte we exact om 23.59 uur het eindpunt. We feliciteerden Wannes met zijn eerste 300 kilometer.
            Na afstempelen en inleveren van de stempelkaart namen we nog een (alcoholvrij) biertje in de après-skihut. Niet te lang, want iedereen wilde naar huis. We namen afscheid en ik legde mijn fiets in de auto en trok mijn winterjas aan tegen de afkoeling. Ik had me voorgenomen eerst een dutje te doen alvorens weg te rijden, maar ik werd niet slaperig. Dan maar meten wegrijden. Onderweg toch maar een energiedrankje genomen want de slaap kwam toch onherroepelijk opzetten. Afgezien van een dronken Pool een rustige rit naar huis en dan lekker slapen…. De tweede kwalificatie voor PBP is binnen!
Achteraf ben ik blij dat ik een fijne groep heb kunnen vinden om mee te fietsen. Misschien net iets te sterk voor mij, maar dat was voor hen geen probleem, waardoor ik net wat gemakkelijker het rondje kon afmaken. En ik moet er niet aan denken dat ik in mijn eentje in een donker bos twee lekke banden had gehad. Bedankt Wannes, Eric, Davy en Peter.

Strava
           

maandag 18 maart 2019

Windbestendigheid testen

Het is zaterdag. Ik wil gaan fietsen. Er staat een flinke zuidwestenwind. Ik heb drie opties:


  • Lekker met de wind mee richting noordoosten, Emmen bijvoorbeeld, en daar de trein terugnemen.
  • Een rondje fietsen, dan heb ik per saldo evenveel wind mee als tegen gehad en kan niemand mij een windmeefietser noemen.
  • De held uithangen en tegen de wind in gaan fietsen.

Vanzelfsprekend opteerde ik voor het laatste. Naar het westen zou het gaan, maar wel met een toetje. Als ik eenmaal bij de kust zou zijn dan kon ik nog mooi een kilometer of dertig met wind mee door de duinen fietsen, als beloning voor het gebeuk.


Ik wilde geen kilometer te lang tegen de wind in fietsen, dus dan maar de rechte weg naar het westen langs de spoorlijn richting Utrecht. Een bekende weg, de wind was nog te doen doordat er relatief veel beschutting was. Wel de handen goed aan het stuur houden. In Maarn werd ik geraakt door een rondvliegende tak, recht in het gezicht. Auw.


Bij Zeist boog de route af richting noordwest. Meteen minder last van de wind. Maar bij De Bilt, de bossen voorbij, was het vol raak. In Utrecht tijd voor een eetpauze. Ik was zo stom om op het busplatform bij station Leidsche Rijn te gaan zitten, waar het zo hard waaide dat mijn fiets de hele tijd terug wilde rijden richting Arnhem. Volgende keer maar een echt bushokje.


Voorbij Utrecht is het polders tot aan de duinen, dus volop tegenwind. Het wordt nu ook donker. Na Woerden neem ik het jaagpad langs de Rijn in plaats van de provinciale weg, in de hoop dat dat iets van beschutting biedt. Voorbij Bodegraven is dat helaas voorbij en heeft de wind vrij spel. Ik kon langs een gehucht met de mooie naam Tempel, en denk even aan mijn collega Bram, die al fietsend dit soort dorpen verzamelt.


Korte stop in Boskoop, nu wel in een bushokje. De wind lijkt hier minder. Na Boskoop wil ik door het zogenaamde Bentwoud fietsen, in de hoop dat dit bos enige beschutting biedt. Dit is helaas ijdele hoop; het bos is niet meer dan een veredeld veld met onkruid zonder enige beschutting.


Voorbij Zoetermeer wordt de wind steeds feller. Pas na kruising van de A4 buigt de route licht naar het noordoosten wat enige verlichting biedt. Ik rij door een opvallend lange tunnel onder het spoor Den Haag-Leiden, restant van en oud plan om langs het spoor een snelweg aan te leggen. Daarna langs de zij-ingang van het huis van de koning in Wassenaar (of zit hij al in Huis ten Bosch?).


Eenmaal in Wassenaar is het uit met het windbeuken. In de duinen draai ik naar het noordoosten, met de wind in de rug. Op hetzelfde moment loopt mijn Garmin vast. Geen probleem, de route is vanaf hier simpel: fietspad volgen tot Zandvoort. Of de bordjes 'Noordzeeroute'.


Laatste stop om iets te eten in Noordwijk, en zonder enige moeite gaat het verder door de duinen, konijnen ontwijkend, bijna een haas doodgereden, en ik schrok me twee keer kapot van een hert dat doodstil naast het fietspad stond. Of was dat een hallucinatie? Eenmaal in Zandvoort wilde ik bij de plaatselijke kebabtent een milkshake bestellen, maar die hadden ze niet. Dan maar een kaassoufflé. Slecht idee, maar je moet toch wat bestellen, zeker wanneer de eigenaar van de zaak vol bewondering is over je tocht.


Dan in Zandvoort de trein richting Amsterdam en verder naar Arnhem. Nog even paniek omdat ik mijn huissleutel niet kan vinden, maar hij ligt gelukkig los in mijn rugzak. Is het leuk om te fietsen tegen de wind in? Mwah. Maar ik kan nu wel weer tegenover mezelf enkele eerdere meewindtochten verantwoorden.


Strava