Het 300km-brevet is nooit een favoriete
afstand bij mij geweest. Het is een afstand die net verder gaat dan de voor mij
comfortabele zone van 250 km, wat betekent dat je wat serieuzer moet gaan
afzien, maar het wordt wel binnen een
dag gereden, wat betekent dat je in de meeste gevallen niet met de trein naar
de start kunt maar de auto moet nemen of een hotel moet boeken. Een 400 km met
avondstart of soms ook een 600 km is vaak beter te bereiken met de trein. Ik
heb een hekel aan een lange rit naar huis na 300 km gefietst te hebben. Het is
bovendien niet zonder gevaar. Maar er zat niets anders op.
De
afgelopen twee jaar heb ik vanuit Maastricht twee verschillende 300km-brevetten
gereden, georganiseerd door Jos
Verstegen. Maar Jos is er dit jaar mee gestopt. Vanuit Limburg werd nu een
brevet georganiseerd vanuit een nieuw startpunt, Landgraaf. Om een of andere
reden staat het op de website als ‘Heerlen’. En dit jaar moet ik een 300 km
rijden om mij te kwalificeren voor Parijs-Brest-Parijs. Dit brevet was voor mij
de eerste mogelijkheid om een 300 te rijden, bij de eerdere 300 km vanuit
Boekelo was mijn vrouw een weekendje weg. Dat bleek trouwens achteraf een zeer
winderig brevet te zijn geweest, dus veel heb ik daar niet aan gemist.
Mezelf
dus ingeschreven, nog net op tijd een nieuwe bagagedragertas besteld (de oude
was van mijn ligfiets gejat) en voor het eerst een achterdrager geïnstalleerd
op mijn nieuwe Fairlight Strael. Het is een beetje een overkill aan bagage,
maar ik wilde ook alvast testen of deze iopzet werkt voor langere brevetten.
De
nacht tevoren miet echt lekker geslapen; ik had de wekker om vijf uur gezet en
werd de hele tijd wakker met de gedachte dat ik wel door de wekker heen
geslapen zou zijn. Uiteindelijk bleek ik na een rit van ruim anderhalf uur
vanuit Arnhem nog voor achten in Landgraaf te zijn, wat me een zee van tijd gaf
om me voor te bereiden. Het nieuwe startpunt was te gast bij ‘Snow World’, een
indoor-skihelling op een mijnpuinberg (heet dat zo?). Een goede plek om te
starten, met allerlei horeca. Ik was een kopje thee aan het drinken terwijl er
steeds meer randonneurs binnendruppelden. Enkele bekenden, zoals Pim en Eelco,
kwamen bij me zitten en we kletsten nog wat over de vooruitzichten en de
plannen.
Tegen
negenen verzamelde iedereen zich buiten en was het tijd voor het startpraatje
van de kersverse organisator. Er hadden zich meer dan 130 deelnemers
ingeschreven, een record voor deze afstand, en hoewel natuurlijk meespeelt dat
het een PBP-kwalificatiejaar is reden er ook behoorlijk veel
niet-kwalificerende fietsers mee, velen zelfs voor het eerst. We werden
gewaarschuwd voor een extra omleiding in de buurt van de Maas boven Maastricht,
daarna was het tijd om te fietsen.
Ik
weet nooit zo goed hoe ik weg moet fietsen bij een brevet. Je rijdt mee in een
lang lint van fietsers, maar langzaam trekt het lint uit elkaar, en waar wil je
je dan bevinden? Ik maak dan vaak de fout om te ver vooraan te willen zitten.
Ook nu, waardoor ik op een gegeven moment de aansluiting met zowel de snelle
rijders vooraan als de rest achter me kwijt raakte. Toen zat ik net buiten
Heerlen alweer alleen. Dat was niet helemaal de bedoeling voor een rit van 300
kilometer.
Het
begin was vrij heuvelachtig, maar doordat de benen nog vers waren nergens echt
zwaar. Het Limburgse heuvelland ken ik niet echt goed; ik heb er voor het
laatst echt serieus gefietst begin jaren negentig toen ik er een paar keer met
mijn ouders op vakantie ben geweest. Een klimmer ben ik niet en ik heb dus ook
niet de neiging de Limburgse heuvels speciaal voor het klimmen op te zoeken,
zoals veel fietsers doen. Maar het viel zoals gezegd niet tegen en de hellingen
werden nergens echt steil.
Bij Gulpen moest ik wachten bij een stoplicht
waar al enkele anderen (Duitsers) stonden, en later kwamen er nog meer
mederandonneurs bij zodat ik me weer in een soort groep bevond. Na een
beklimming uit het Geuldal kwamen we boven bij de grens, en eenmaal in België
was er in het eerste dorp (Teuven, in de Voerstreek) een geheime controle op
een hoek bij de kerk, die we bijna misten. Zo snel al een geheime controle
betekent dat de organisatie het zichzelf makkelijk maakt, want je hoeft dan
maar een halfuurtje te wachten op het hele deelnemersveld. Wanneer je rond 250
km een geheime controle zou doen ben je zo acht uur aan het wachten voor
iedereen is gepasseerd.
Bij het eten van een
stroopwafel kwam er een nog veel grotere groep aanzetten, en ik vertrok
uiteindelijk in het gezelschap van Pim, met wie ik bij enkele eerdere brevetten
al samen heb gefietst. Ik weet dat we over een heel brevet een vergelijkbaar
tempo hebben, al kan hij net wat sneller fietsen. Ik verloor hem dan ook al
weer uit het oog bij de eerste serieuze afdaling richting Aubel, waar we
Wallonië inreden. Er waren nu zoveel korte hellinkjes dat er niet echt een
groep was maar eerder een grote groep rijders die elkaar telkens passeerden. We
klommen nog naar een hoog punt bij een of ander oorlogsmonument met en groot
kruis, waarna het omlaag ging richting Battice, waar bij een bakker op 44 km de
eerste echte controle was.
Ik
was erg in de verleiding om een chocolade-eclair te bestellen, al was het
alleen maar voor het vakantiegevoel, maar weerstond deze. Ik weet dat ik moet
oppassen met wat ik eet en hield het bij een haverkoek buiten het bakkertje.
Daar werd ik aangesproken door een Belg, Davy, die lettend op mijn cluboutfit
van Randonneurs Nederland dacht dat ik er wel verstand van had. Ik legde hem
uit dat ik ook nog maar een beginneling ben, en zo raakten we aan de praat. Hij
vertelde dat hij aan het trainen was voor de bekende Store Styrkeprøven van
Trondheim naar Oslo, ruim 500 km te rijden rond midzomer. Randonneursbrevetten
zijn dan inderdaad een goede gelegenheid om ervaring op te doen met langere
afstanden.
Ik
fietste verder op met Davy en twee andere fietsers, Peter en Wannes. De route
was ineens heel anders: in plaats van korte felle hellinkjes was het glooiend
afdalen over een voormalige spoorlijn richting Luik. Ik houd wel van fietsen
over oude spoorlijnen, omdat je zonder al teveel moiete en zonder last te
hebben van auto’s veel kilometers kunt maken. Alleen de kruisingen zijn soms
erbarmelijk. Hier hadden ze het zelfs bestaan om iedere kruising te voorzien
van stoepranden. Of het daar aan lag weet ik niet maar al na enkele kilometers
kreeg Davy een lekke band. Ik besloot om te wachten en te kijken of ik kon
helpen, en zo werd een toevallig groepje van vier deelnemers (Davy en Peter
waren overigens wel bekenden) tot een vaste groep tot het einde van het brevet.
Let op: het thema ‘lekke band’ komt nog terug!
Voordeel
van een voormalige spoorlijn is ook dat je zonder veel verkeersproblemen een
grote stad als Luik kunt binnenrijden. Op een gegeven moment was er een vrij lange afdaling naar het Maasdal, waar je goed snelheid kunt maken. Ik had die afdaling vorig jaar ook al gefietst tijdens het brevet naar Mariembourg, maar ik merkte dat ik op mijn nieuwe fiets nog nauwelijks ervaring met heuvels heb; ik durfde niet echt voluit te gaan.
Via enkele bruggen over Ourthe, Maas en zijkanalen kwamen we uit op de hoofdweg aan de linkeroever van de Maas. We zouden het Maasdal blijven volgen tot Namen. De groep hield het tempo er lekker in, en heb ik het wel geprobeerd, het was mij niet gegeven om veel kopwerk te doen. Er sloten nog enkele andere fietsers aan, om later weer af te haken, maar de groep van vier bleef de basis.
Via enkele bruggen over Ourthe, Maas en zijkanalen kwamen we uit op de hoofdweg aan de linkeroever van de Maas. We zouden het Maasdal blijven volgen tot Namen. De groep hield het tempo er lekker in, en heb ik het wel geprobeerd, het was mij niet gegeven om veel kopwerk te doen. Er sloten nog enkele andere fietsers aan, om later weer af te haken, maar de groep van vier bleef de basis.
Tussen
Hoei en Namen kwamen we op een mooi betonnen RAVeL-fietspad, waar we een korte
plas- en eetpauze hielden bij een fitnessconstructie.
Namen
reden we binnen na nog twee keer de Maas overgestoken te zijn, waarom weet ik
niet (misschien om extra van het landschap te kunnen genieten?), en na een
laatste Maasbrug in het centrum van Namen zelf bereikten we het tweede
controlepunt, op 128 km. Hier besloten
we even te gaan zitten voor een kop warme chocolade. Binnen bleek het al vol te
zitten met andere randonneurs, onder wie
Pim, die ik in Aubel was kwijtgeraakt. En ook na ons bleven de randonneurs
binnenstromen. Voor mijn gevoel zat het deelnemersveld relatief dicht op
elkaar; meestal zijn de groepen op dit punt van de route al wat verder uit
elkaar getrokken. Maar misschien verkijk ik me door het grote deelnemersaantal.
Anderen
zaten serieus te lunchen met soep of omelet, maar wij gingen weer verder na de
chocolademelk. De organisator had iets leuks voor ons bedacht: we zouden Namen
verlaten door via een voormalige spoorlijn gemakkelijk glooiend het Maasdal te
verlaten, maar om de klimmers ook aan hun trekken te laten komen moesten we
eerst achter langs de citadel van Namen fietsen. Dat betekende eerste via en
kasseienweg met haarspeldbochten het Maasdal helemaal uitfietsen om daarna weer
even ver naar beneden te fietsen, het dal van de Samber in, die in Namen in de
Maas uitstroomt. Voor mijn gevoel volstrekt nutteloze hoogtemeters, maar het
was wel goed om de citadel ook eens te zien.
Fietsend
over de voormalige spoorlijn was de helling nauwelijks merkbaar. Dit was het
begin van een traject van ongeveer zeventig kilometer dat bijna alleen maar
over voormalige spoorlijnen liep. Het schoot lekker op, en nadat we het Maasdal
uit waren kwamen we op een soort hoogvlakte waar we kilometers lang vals plat
omlaag zouden rijden. Er was voor dit traject tegenwind voorspeld, maar de wind
was zo zwak dat hij weinig invloed had.
Biuj
een korte omleiding kwamen er weer wat groepen bij elkaar. Er was wat discussie
over de te volgen route, en ik merkte
hierbij weer het voordeel van mijn primitieve Garmin Etrex-20, die een
plattegrondje toont in plaats van een pijl, waardoor je precies kunt zien hoe
je weer naar de oorspronkelijke route toe moet fietsen. Ik zag achteraf op
Strava dat sommige deelnemers veel grotere omwegen hadden genomen, maar ook een
enkeling die de afsluiting van het fietspad zonder problemen had genegeerd.
De
drie sterke mannen met wie ik meefietste trokken zo langzamerhand een hele trein
aan randonneurs mee, tot ik in de buurt van Tienen (we waren alweer in
Vlaanderen aangekomen) om een korte pauze te houden. De grote groep achter ons
fietse door, op een ligfietser na, Eric, die vanaf dat punt de rest van de
tocht met ons mee zou fietsen. Ik heb zelf ook een ligfiets, maar Eric had een
serieus race-exemplaar van M5, een hoge racer met 28”-wielen, een zeer
horizontale zit en een onmogelijke stuuruitslag.
Bij
Halen verlieten we het spoornetwerk; zo’n twintig kilometer verder bereikten we
na ruim 220 km het derde controlepunt in Beringen. Het was ondertussen wat gaan
regenen en we hadden onze regenjacks al aangetrokken. In Beringen was het een
vrije controle, en we besloten een frituur te zoeken om ook wat te eten. Het was
per slot van rekening al over zessen en gewone mensen nemen dan een
avondmaaltijd. Ik had vorig jaar bij een 300km-brevet (ook in België trouwens) een
grote fout gemaakt door rond etenstijd een groot bord spaghetti leeg te eten,
waarna ik een uur had moeten boeren en hikken omdat mijn spijsvertering in de
war was, dus ik beperkte me tot een portie friet; de anderen namen er nog een
snack bij. De bediening was natuurlijk zwaar onder de indruk van onze tocht.
Niet
veel later kwam een groep met Pim erbij ook hier een stempel halen en friet
eten; wij vertrokken weer eerder. De regen hield helaas aan. Het was
ondertussen donker geworden dus gele hesjes en verlichting gingen ook aan. Ik
was de enige met dynamoverlichting, maar de anderen zouden het wel redden met
een acculading. We reden nu afwisselend over fietspaden langs hoofdwegen en dan
weer over binnenwegen. Bebouwing was zoals altijd in België nooit ver weg. Ook
restanten van het mijnverleden waren in deze streek goed zichtbaar. Op een
voormalig mijnbouwterrein in Zolder was een modern uitziend bedrijventerrein
aangelegd. Het zag er allemaal toch wat beter uit dan de voormalige industrie
in Wallonië, vond ik.
Ons
was beloofd dat er ook nog mooie stukken door de natuur zouden volgen,
indachtig de slogan ‘Limburg fietsparadijs’,
al begreep ik niet waarom dat dan zo laat in de route moest zijn wanneer
het voor de meeste deelnemers toch al donker zou zijn. We waren ook
gewaarschuwd voor wild, maar we kregen iets anders: lekke banden. Eerst Wannes,
en toen zijn binnenband vervangen was bleek de mijne ook lek te zijn. Ik kreeg
van de weeromstuit ook mijn achterwiel niet meer in mijn fiets, met vier
anderen die toekeken, maar na een half uur konden we weer verder. Ondertussen
waren vele andere randonneurs ons al gepasseerd. Als het een wedstrijd was
geweest had dit me erg zenuwachtig moeten maken.
We
reden weg tot we enkele honderden meters verder weer stranden. Wannes had
opnieuw een lekke band, ondanks controle van de buitenband. Ik keek ook maar
eens naar mijn eigen band. Ook weer lek. Ik had een extra buitenband bij me die
ik maar besloot te monteren, en ik kon gelukkig van Peter een extra binnenband
krijgen. Wannes had geen buitenband bij zich, dus bemoeide iedereen zich met de
controle van zijn buitenband. Op hoop van zegen werd alles weer gemonteerd. En
gingen we weer verder. En stranden we een kilometer verder weer, met opnieuw
een lekke band bij Wannes. Uiteindelijk werd er een doorn gevonden. En de
randonneur na randonneur bleef ons passeren in het donkere bos.
Alles
bij elkaar zijn we met deze ongein anderhalf uur zoet geweest. Één voordeel:
onze benen hadden een goede rust gekregen. Maar wat ik later zou moeten bekopen
was dat ik nauwelijks had gegeten. Eerst ging het dus prima, en haalden we weer
behoorlijk wat andere deelnemers in, Maar eenmaal aande Nederlandse kant van de
Maas, bij Elsloo, merkte ik een naderende hongerklop. Ik vroeg een noodstop aan
en werkte snel een haverkoek naar binnen. Veel effect had dat natuurlijk niet
meteen, en we reden nu ook weer het heuvelland in. De vaart was er bij mij echt
een beetje uit. Gelukkig hielden de anderen rekening met mijn tempo. Onderweg
kon ik nog een gestrande Vlaming blij maken met mijn fietspomp.
Rond
de 300 km reden we het bordje ‘Heerlen’ voorbij. Dat gaf natuurlijk moraal. Ook
begon de haverkoek te werken. Dat was maar goed ook, want de organisatie had
nog een paar rare bochten in de route opgenomen, waarbij we de stad weer
helemaal uitreden langs een mooi kasteel, heuvel af, heuvel op. Uiteindelijk
kwam de skiheuvel van de ‘Snow World’ in zicht en bereikte we exact om 23.59
uur het eindpunt. We feliciteerden Wannes met zijn eerste 300 kilometer.
Na
afstempelen en inleveren van de stempelkaart namen we nog een (alcoholvrij)
biertje in de après-skihut. Niet te lang, want iedereen wilde naar huis. We
namen afscheid en ik legde mijn fiets in de auto en trok mijn winterjas aan
tegen de afkoeling. Ik had me voorgenomen eerst een dutje te doen alvorens weg
te rijden, maar ik werd niet slaperig. Dan maar meten wegrijden. Onderweg toch
maar een energiedrankje genomen want de slaap kwam toch onherroepelijk opzetten.
Afgezien van een dronken Pool een rustige rit naar huis en dan lekker slapen…. De
tweede kwalificatie voor PBP is binnen!
Achteraf ben ik blij dat ik een fijne groep heb kunnen vinden om mee te fietsen. Misschien net iets te sterk voor mij, maar dat was voor hen geen probleem, waardoor ik net wat gemakkelijker het rondje kon afmaken. En ik moet er niet aan denken dat ik in mijn eentje in een donker bos twee lekke banden had gehad. Bedankt Wannes, Eric, Davy en Peter.
Strava
Achteraf ben ik blij dat ik een fijne groep heb kunnen vinden om mee te fietsen. Misschien net iets te sterk voor mij, maar dat was voor hen geen probleem, waardoor ik net wat gemakkelijker het rondje kon afmaken. En ik moet er niet aan denken dat ik in mijn eentje in een donker bos twee lekke banden had gehad. Bedankt Wannes, Eric, Davy en Peter.
Strava